Er is een groeiende interesse in het hoe en waarom van Zeer Lage Temperatuur (ZLT) netwerken in vergelijking met de traditionele Middel Temperatuur (MT) netwerken en de nu al wat economisch achterhaalde Hoge Temperatuur (HT) netwerken. Deze ZLT netwerken vormen een goede overgang naar de ZLT-Uitwissel (ZLT-U) of nog meer innovatieve 5de Generatie Warmte en Koude netwerken (5GDHC).
Hieronder een kort overzicht waarom voor nieuwe collectieve warmte voorzieningen ZLT-U en/of 5GDHC gebruikt moeten gaan worden.
MT netwerken hebben het grote voordeel dat er veel ervaring mee is opgedaan en dat het daardoor eenvoudig is om de leverzekerheid te garanderen. Als ze daarbij gebruik maken van industriële restwarmte met een hoge temperatuur gaat het erom deze warmte met zo min mogelijk verlies te vervoeren naar de eindgebruikers. Echter door een veranderende situatie en de noodzaak om CO2 te besparen in alle sectoren, is er een grote kans dat de beschikbare hoeveelheid restwarmte afneemt waardoor de warmteverzorging in gevaar komt. De achterliggende gedachte is dit op termijn op te vangen met warmte uit diepe geothermie (meer dan 500m ondergronds). De goede werking en langjarige levering door diepe geothermiebronnen is echter nog erg onzeker.
In de huidige businesscases, scoort een MT warmtenet met gas als hoofd warmtebron of piekwarmte in combinatie lokale bronnen (oppervlaktewater, rioolthermie, etc.) goed qua investeringen en om netcongestie te verminderen. Een collectieve gasketel produceert warmte efficiënter, maar aardgas is niet direct de meest logische oplossing als het gaat om het gas vrijmaken van wijken. Tegenover de meer efficiënte centrale opwekking, gaat een groot deel van de warmte verloren tijdens het transport (vooral voor warm tapwater).
Een MT netwerk levert alleen warmte terwijl er steeds meer een vraag naar koeling is. Deze vraag naar koeling heeft indirect ook belangrijke gevolgen voor een MT netwerk, omdat de airco ook warmte kan leveren en gedurende de minder koude perioden als basisverwarming zal worden gebruikt, indien dit goedkoper is dan warmte geleverd uit het MT netwerk.
Verdergaande isolatie en individuele opwekking leidt tot een constante afname van de door het MT netwerk geleverde warmte. De eigen opwekking van warm tapwater, wanneer er veel zon beschikbaar is zonder het voordeel van terugleververgoeding (saldering), kan een beduchte concurrent van het MT net worden. Het ‘winstgevende’ stookseizoen voor verwarming wordt daardoor op termijn korter, zonder dat daar een compensatie tegenover staat en de warmteverliezen in het MT net nemen relatief sterk toe. Het gevolg is dat het warmtebedrijf haar tarieven voortdurend moet ophogen (en daarmee steeds meer gebruikers stimuleert om te gaan isoleren en hun eigen warmte te verzorgen).
Een groter probleem is dat een infrastructuur voor het leveren van hoogwaardige warmte gepaard gaat met de reeds genoemde hoge transport verliezen en dat zij niet ingericht is op toekomstige trends. Een infrastructuur, die bij voorkeur voor een periode van 30 tot 50 jaar zou moeten blijven functioneren, moet zich kunnen aanpassen, aan deze toekomstige trends. De infrastructuur moet bestendig zijn tegen een afnemende individuele warmtevraag, in een behoefte aan koeling kunnen voorzien en de groeiende mogelijkheden van lokale, decentrale opwekking en opslag kunnen integreren. Met andere woorden het belangrijkste uitgangspunt voor de aan te leggen infrastructuur is dat deze flexibel, veerkrachtig en aanpasbaar is aan de toekomstige warmte- en koudevraag.
Het alternatief is een ZLT Uitwisselnetwerk. Dit bestaat uit het aanleggen van laagwaardige (en goedkope) infrastructuur, die een krachtige en duurzame bron bij de voordeur brengt van elke woning en de opwaardering naar de benodigde eindtemperaturen gebeurt decentraal (in individuele woningen of voor een groep van woningen). Hiermee kan door het netwerk in de zomer ook de gewenste koeling worden geleverd en neemt het elektriciteitsgebruik van individuele warmtepompen af (tot < 60%). Een ZLT-U netwerk biedt als er nog geen collectief netwerk is, veel aanvullende voordelen en zou ook toegepast kunnen worden als transformatie van een eerder gekozen MT oplossing.
Waar een ZLT netwerk (zogenaamd bronnennet) zich richt op het leveren van warmte of koude, kan een ZTL-U (of 5de generatie 5GDHC netwerk) beide gelijktijdig leveren. Daarbij wordt de overtollige warmte (verkregen door koeling in gebouwen zoals airconditioning, koeling in winkels, datacenters, kantoren, e.d.) en koude (bij het leveren van verwarming) weer terug gebracht in het systeem of kan deze tijdelijk (buffer) of langdurig (WKO) worden opgeslagen voor later gebruik. Met andere woorden, door het terugvoeren van de overtollige warmte verkregen door koeling gaat er minder warmte verloren aan de buitenlucht en in de bodem. Behalve de directie energiebesparing, wordt tijdens de zomer ook opwarming in de stad door hitte-eilanden verminderd. Belangrijker lijkt nog het tegengaan van opwarming in de bodem, omdat veel drinkwaterleidingen ’s zomers al de grens bereiken van legionella gevaar (> 25C).
Tenslotte, is de aanleg van een ZLT-U en 5GDHC netwerk eenvoudiger (geen grote stalen buizen met isolatie nodig) en dus goedkoper en kunnen andere lokale geproduceerde energie bronnen (zonne-energie, aquathermie, etc.) veel eenvoudiger in het systeem worden geïntegreerd. Door deze lokale benutting van energiebronnen kan een wijk niet alleen “gasloos” worden, maar veel meer energie onafhankelijk. En door een efficiënt gebruik van buffers en individuele tijdelijke opslag van warmte kan het gebruik van elektriciteit ook veel beter worden gespreid over de dag en zijn er meer aansluitingen mogelijk op het elektriciteitsnetwerk.
